Brabantse mystiekers
Hadewijch van Vlaanderen (1200 – 1250)
Over het leven van Hadewijch is haast niets bekend. We weten dat ze in Brabant leefde en er de leiding nam over een groep religieuze vrouwen. Sommigen vermoeden dat zij de Hadewych moet zijn die abdis was in het klooster van Aywières, en stierf op 1 juni 1248. Ze liet vier werken na, geschreven in het Middelnederlands, in de vorm van strofische gedichten of liederen, mengeldichten, visioenen en brieven.
De begeerte naar eenwording met God en het verdriet van de onbereikbaarheid daarvan zijn steeds terugkerende onderwerpen. Een begrip dat daarin steeds opnieuw terugkeert is ‘minne’, een “genietend een zijn met God”. De taal en de beelden in Hadewijch’s getuigenissen van haar samenzijn en eenwording met God zijn voor hedendaagse lezers taai, soms onbegrijpelijk, maar onmiskenbar erotisch.
Recent onderzoek toonde aan dat het religieuze visioen in de middeleeuwen een bij uitstek vrouwelijk literair genre was. In religieuze vrouwengemeenschappen heerste toen een opmerkelijk affectieve, extatische sfeer. Ook Ida van Nijvel, Lutgardis van Tongeren (1182-1246) en Beatrijs van Nazareth hadden visioenen en kregen verschijningen.
In de middeleeuwse samenleving waren vrouwen ondergeschikt aan mannen, maar spiritueel konden ze zich als hun gelijke beschouwen. Omdat vrouwen niet geacht werden via de rede tot geestelijke volmaaktheid te komen, richtten zij zich tot de emotie.
Hadewijchs visioenen passen dus in een brede religieuze cultuur, waarin de overtuiging leefde dat charismatische vrouwen daadwerkelijk konden reizen naar de andere wereld, die van God. De beelden werden gevormd door wat in teksten en liturgie werd aangeboden.
Johannes van Ruusbroec (1293 – 1381)
Geboren in Ruisbroek (Pajottenland) wordt hij de grootste mysticus van de Nederlanden. Hij werd priester in 1317 en bleef 25 jaar verbonden als kapelaan aan de Brusselse Sint-Goedelkerk. Daarna trok hij zich terug in de eenzaamheid van het Zonieënwoud te Groenendaal (Hoeilaart). Hij stichtte er een priorij van reguliere kanunniken van Sint-Augustinus en werd er de eerste prior. Als grootste Vlaamse mysticus kreeg hij de titel doctor extaticus of doctor divinus en werd in 1908 zalig verklaard.
Hij wordt afgebeeld in de zwarte kledij van de augustijnenkoorheren en zit weleens onder een boom met een boek, een kruisbeeld en een ganzenveer. Een stapel boeken aan zijn voeten zinspeelt op zijn gepubliceerde werken, tot op heden bewaard in elf traktaten en zeven brieven.